Aanpak geurhinder: BMF heeft vragen over uitvoering

september 12, 2019

Aanpak geurhinder: BMF heeft vragen over uitvoering door staatssecretaris

 

Geurhinder van veehouderijen is een groot probleem. Staatssecretaris Van Veldhoven wil concrete maatregelen treffen, maar over de implementatie heeft de Brabantse Milieufederatie vragen. De aanleiding voor de maatregelen is het rapport van de commissie-Biesheuvel, daarover praat de Tweede Kamer op 12 september.

De BMF heeft in een opinieartikel en ingezonden brief een reactie gegeven aan Kamerleden, daarin staan concrete oplossingen voor het probleem in Oost-Brabant.

Het voorgestelde beleid van de staatssecretaris voorkomt nieuwe stankoverlast helaas niet. Er worden geen emissiegrenswaarden opgesteld, die veehouders verplichten zich continu te houden aan een bepaalde uitstootnorm die vastgelegd wordt in de vergunning. De praktijk blijft dus bestaan dat overschrijding van de stanknorm bij falende techniek automatisch leidt tot legalisering en tot ruimere uitstootnormen. De Algemene Rekenkamer is hier ook kritisch op.

De staatssecretaris wil een aantal concrete maatregelen treffen. Deze zijn in basis goed volgens de BMF, maar roepen vragen op over de uitvoering.

50%-regeling

Het is goed dat de staatssecretaris iets wil doen aan de 50%-regeling, maar de manier waarop is volstrekt ontoereikend. Doordat de staatssecretaris de 50%-regeling niet afschaft, blijft het principe bestaan dat bedrijven die al overbelasting veroorzaken, worden beloond met ontwikkelruimte. De gemeente mag straks een eigen afweging maken of ze 0-50% ontwikkelruimte wil bieden bij een emissiebesparende maatregel.

De BMF had liever gezien dat het Rijk de 50%-regeling had afgeschaft in plaats van de verantwoordelijkheid door te schuiven naar gemeenten.

Cumulatietoets

Het is goed dat de staatssecretaris gemeenten de verplichting oplegt om in de Omgevingswet verplicht rekening te gaan houden met cumulatie van stank. Ze moeten dus bij vergunningverlening rekening houden met het aantal bedrijven dat al in de omgeving staat en bij elkaar opgeteld deze stank veroorzaakt.

Voor 1996 was er ook een verplichte cumulatietoets, dus de BMF vindt het goed dat deze terugkomt. De BMF heeft nog wel een aantal vragen:

  • IPO en VNG hebben volgens de staatssecretaris een voorkeur uitgesproken voor een differentiatie tussen gebieden met veel en weinig veehouderijen. Wat houdt deze differentiatie in? Hebben burgers niet ongeacht waar ze wonen recht op bescherming tegen (cumulatie van) stankoverlast? De BMF pleit ervoor dit te combineren met strengere geurnormen, juist ook in concentratiegebieden waar veel veehouderijen zitten.
  • Waarom wordt dit voorstel alleen uitgewerkt met andere overheden en gesprekken met de sector, en niet met omwonenden en maatschappelijke organisaties?

Ook de overige bedrijfsactiviteiten die stank veroorzaken in een gebied moeten volgens de BMF mee worden genomen in de cumulatietoets. Onder andere voerbrijkeukens, mestopslag, -overslag, -aanwending, -bewerking en -vergisting.

Aanpak bestaande overbelast

Het is goed dat de staatssecretaris het met de commissie eens is dat decentrale overheden de mogelijkheid moeten krijgen om overbelaste situaties aan te pakken. Dit wil ze echter doen door: “decentrale overheden door middel van pilots in de vorm van een experiment op basis van de Crisis- en herstelwet meer mogelijkheden geven om in te grijpen in bestaande situaties, mits dat zorgvuldig gebeurt, ook in relatie tot de belangen van de ondernemer.”

Een pilot en experiment is geen structurele oplossing volgens de BMF. Liever zien we dat de staatssecretaris de bestaande overbelaste situaties structureel aanpakt door aanpassing van de Wet geurhinder en veehouderij.

Op 12 september bespreekt de Tweede Kamer het rapport van de commissie-Biesheuvel.

Tags:

Neem contact op