Alles wat je moet weten over de Omgevingswet

januari 22, 2024

Alles wat je moet weten over de Omgevingswet

Foto: Spoorpark Tilburg, van VisitBrabant

Nederland kent veel regels die zorgen voor een prettige en veilige woon- en werkomgeving. Door de vele regels was het soms ingewikkeld om plannen of projecten van de grond te krijgen. Nederland kende namelijk 26 wetten, 60 Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en 75 Ministeriële regelingen voor de fysieke leefomgeving. Dit had tot gevolg dat de Omgevingswet werd ingevoerd om zodoende alle regels eenvoudiger te maken. In deze blog lees je alles wat je moet weten over de Omgevingswet. 

Voor het laatst geüpdatet op 18 januari 2024

De Omgevingswet

De Omgevingswet is op 1 januari 2024 ingegaan. De wet bundelt en vereenvoudigt de wet- en regelgeving voor ontwikkeling en beheer van de fysieke leefomgeving. Alle wetten en regels op het gebied van water, lucht, bodem, natuur, infrastructuur, gebouwen en cultureel erfgoed vallen voortaan onder deze nieuwe wet. De omgevingswet geldt voor alle organisaties, bedrijven en inwoners in Nederland. Het idee is dat nieuwe initiatieven sneller van de grond komen als er maar één loket is en als er maar via één wet getoetst hoeft te worden. De Omgevingswet bevordert de integrale besluitvorming en samenhang door alle essentiële aspecten uit de fysieke leefomgeving zo vroeg mogelijk te betrekken bij visie- en planvorming.

De Omgevingswet moet zorgen voor een integrale benadering, meer flexibiliteit, meer bestuurlijke afwegingsruimte en snellere procedures. Wetten die bijvoorbeeld in de Omgevingswet opgenomen zijn, zijn Wet ruimtelijke ordening, Wet natuurbescherming, Wabo, Tracéwet en Crisis- en herstelwet.

Een belangrijke pijler van de Omgevingswet is participatie. Met participatie wordt meer betrokkenheid van burgers, bedrijven en initiatiefnemers in een vroeg stadium bedoeld. Meer over participatie lees je onder in deze blog.

Daarnaast is uitnodigingsplanologie een belangrijk onderdeel van de Omgevingswet. ‘Uitnodigingsplanologie’ wil zeggen dat de overheid in samenwerking met burgers voorwaarden opstelt waaraan initiatieven en activiteiten moeten voldoen. Van tevoren wordt niet benoemd wat wel en wat niet mag. Op voorhand wordt niets uitgesloten.

De uitnodigingsplanologie gaat uit van het ‘ja, mits’-principe, in plaats van het ‘nee, tenzij’-principe. Deze nieuwe houding maakt ruimte voor ontwikkelingen en initiatieven. Voor veel activiteiten hoeft een initiatiefnemer geen toestemming meer aan te vragen. Er gelden echter wel regels voor deze activiteiten. Met het ‘ja, mits’-principe kijken de overheid en andere betrokkenen met een integrale blik naar de effecten op de fysieke leefomgeving.

Doelen van de Omgevingswet

De Omgevingswet is gericht op onderlinge samenhang van de leefomgeving en heeft hierbij twee maatschappelijke doelen opgesteld (artikel 1.3 Ow):

  1. Het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur;
  2. Het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.

Voor het effectief en efficiënt bereiken van de maatschappelijk doelen zijn vier verbeterdoelen opgesteld:

  1. De inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht vergroten;
  2. Het bewerkstellingen van een samenhang, de benadering van de fysieke leefomgeving en het beleid, besluitvorming en regelgeving;
  3. De bestuurlijke afwegingsruimte vergroten met een actieve en flexibele aanpak om zo doelen voor fysieke leefomgeving te bereiken;
  4. Het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

Kerninstrumenten Omgevingswet

Voor de uitvoering en realisatie van de Omgevingswet hebben de overheden de beschikking over zes kerninstrumenten. Deze worden gebruikt voor het beschermen en gebruiken van de fysieke leefomgeving. Met de kerninstrumenten schrijft de overheid beleid en voert dit uit. Met de kerninstrumenten kunnen de overheden ook regels stellen aan projecten en activiteiten. De zes kerninstrumenten zijn:

1. Omgevingsvisie

De omgevingsvisie is een strategisch en samenhangend visie over de fysieke leefomgeving voor een lange termijn. Het Rijk, de provincie en de gemeente zijn volgens de Omgevingswet verplicht om elk één omgevingsvisie voor hun gehele grondgebied op te stellen. In de omgevingsvisie worden de hoofdlijnen over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de ontwikkelingen van het grondgebied en de hoofdzaken van het beleid beschreven.

2. Programma

In het programma staan maatregelen en beleidsvoornemens om de fysieke leefomgeving te gebruiken, te beschermen, te beheren en te ontwikkelen. Daarnaast is het doel van een programma om omgevingswaarden te bereiken en daaraan te voldoen. Een programma is gericht op een bepaald onderwerp of een bepaalde sector. Het opstellen van een programma is voor sommige onderwerpen verplicht vanuit de Omgevingswet en het kan in samenwerking met verschillende overheden worden opgesteld.

3. Decentrale regelgeving

Met de decentrale regelgeving legt het decentraal bestuur gebiedsdekkende vergunningplichten en regels vast voor activiteiten van bedrijven en burgers. De decentrale regelgeving bestaat uit het omgevingsplan van de gemeente, de waterschapsverordening van de waterschappen en de omgevingsverordening van de provincie. Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving van het grondgebied van een gemeente en vervangt het bestemmingsplan. Een waterschapsverordening beschrijft alle regels voor grondwater, watergangen en waterkeringen binnen het betreffende beheergebied. De omgevingsverordening beschrijft alle regels over alle aspecten van de fysieke leefomgeving binnen een provincie.

4. Algemene rijksregels

De algemene rijksregels beschrijven alle regels die nodig zijn voor de werking en uitvoering van de Omgevingswet. Deze regels vormen de basis voor de kerninstrumenten, bevoegdheden en taken van overheden. Algemene rijksregels bevatten daarnaast regels vanuit het Rijk die invloed hebben op het decentrale beleid. De algemene rijksregels staan beschreven in de vier Algemene Maatregelen van Bestuur: het Omgevingsbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving. Meer informatie over de vier AMvB’s lees je hieronder.

5. Omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning toetst of activiteiten of projecten van een initiatiefnemer uitgevoerd mogen worden. Initiatieven van bedrijven en burgers hebben namelijk invloed op de fysieke leefomgeving. Voor de meeste activiteiten gelden algemene regels, maar soms is hiervoor een vergunning nodig. Met de omgevingsvergunning wordt dus getoetst of dat mag. De toetsing is eenvoudig, waardoor initiatiefnemers door middel van één aanvraag bij één loket duidelijkheid over de vergunning krijgen.

6. Projectbesluit

Het projectbesluit is een generieke regeling/procedure voor besluitvorming over complexe projecten van een waterschap, een provincie of het Rijk. Het projectbesluit gaat over projecten met een publiek belang. In het projectbesluit wordt geregeld hoe wordt afgeweken van het omgevingsplan. Daarnaast kan het projectbesluit dienen als een omgevingsvergunning.

Meer informatie over de zes kerninstrumenten vind je op Informatiepunt Leefomgeving.

Foto: Pexels

Algemene Maatregelen van Bestuur

De Omgevingswet bestaat uit vier Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB). Een AMvB wordt ook wel een besluit genoemd. In een AMvB worden regels en procedures verder uitgewerkt. De AMvB’s van de Omgevingswet zijn:

1. Omgevingsbesluit

Het Omgevingsbesluit beschrijft algemene regels voor het bevoegd gezag van omgevingsvergunningen, voor procedures, voor toezicht en handhaving en voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het Omgevingsbesluit richt zich op burgers, bedrijven en overheden. Op wetten.overheid is het Omgevingsbesluit te vinden.

2. Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

Het Bal bevat algemene regels voor activiteiten. In het Bal staan direct werkende regels die door het Rijk aan activiteiten van overheden, bedrijven en burgers in de fysieke leefomgeving zijn opgelegd. Het Bal geldt voor alle burgers, bedrijven en overheden en beschrijft of er ruimte is om af te wijken van de regels en of een vergunning nodig is. Op wetten.overheid is het Bal beschikbaar.

3. Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

Het Bkl bevat inhoudelijk regels en normen voor overheden die zijn opgesteld voor de realisatie van nationale doelstellingen en het nakomen van internationale verplichtingen. In het Bkl staan regels over monitoring, omgevingswaarden, beoordelingsregels en instructieregels. Het Bkl geldt voor decentrale overheden en het Rijk. Het Bkl is te vinden op wetten.overheid.

4. Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

Het Bbl stelt algemene regels over gezondheid, veiligheid, bruikbaarheid en duurzaamheid van bouwwerken. Ook bevat het Bbl regels over het bouwen, in stand houden en slopen van bouwwerken. Het Bbl vervangt het Bouwbesluit. Het Bbl is te vinden op wetten.overheid.

Participatie

Onder de Omgevingswet is participatie een belangrijke pijler. Participatie is het actief betrekken van burgers, organisaties en bedrijven bij besluitvorming in een zo vroeg mogelijk stadium. Doordat belanghebbenden mogen meedenken, meebeslissen en adviseren wordt meer draagvlak voor plannen en projecten gecreëerd.

De Omgevingswet heeft voor verschillende instrumenten vastgelegd wat aan participatie gedaan moet worden.

Omgevingsvisie

In de omgevingsvisie moet worden aangegeven hoe burgers, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden zijn betrokken bij de voorbereiding en wat hiervan de resultaten zijn. Met de participatie kunnen toekomstbeelden en perspectieven van een gebied worden opgehaald. Zo worden de belanghebbenden actief betrokken bij de visie. Ook moeten gemeenten en provincies in de motiveringsplicht aangeven hoe zij invulling geven aan hun participatiebeleid.

Omgevingsplan

De gemeente is verplicht een kennisgeving te doen wanneer zij een omgevingsplan gaat opstellen. In het omgevingsplan moet uiteindelijk worden aangegeven op welke manier burgers, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden heeft betrokken bij de voorbereiding en wat hiervan de resultaten zijn.

Omgevingsvergunning

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning moet een initiatiefnemer aangeven of er participatie heeft plaatsgevonden en, zo ja, hoe hij aan participatie heeft gedaan en wat hiervan de resultaten zijn. Het is niet verplicht om aan participatie te doen voor de initiatiefnemer. Het is wel de bedoeling om de initiatiefnemer te stimuleren om over participatie na te denken. Wanneer de initiatiefnemer toch aan participatie doet, moet hij de resultaten doorgeven aan het bevoegd gezag. In sommige gevallen kan de gemeenteraad aangeven wanneer participatie wel verplicht is. Dit kan alleen voor een omgevingsvergunning van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

Omgevingsverordening

Belanghebbenden en betrokkenen moeten over de omgevingsverordening van de provincie kunnen meedenken en meepraten. Voor de provincie geldt dan ook de motiveringsplicht. Provincies moeten participatie aantonen in hun omgevingsverordening. Er moet worden aangegeven hoe belanghebbenden zijn betrokken en wat hiervan de resultaten zijn.

Programma

Wanneer een overheid een programma opstelt, moet hierin worden aangegeven op welke manier burgers, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden heeft betrokken bij de voorbereiding en wat hiervan de resultaten zijn. Voor deze overheden geldt ook de motiveringsplicht. Het is belangrijk om aan participatie te doen bij het opstellen van een programma, omdat dit moet leiden tot beter uitvoerbare maatregelen.

Projectbesluit

De overheid is verplicht bij de start van het opstellen van een projectbesluit een kennisgeving participatie te doen. Hierin wordt aangegeven hoe belanghebbenden worden betrokken. Voor de overheid die het projectbesluit opstelt geldt de motiveringsplicht en moet aangeven hoe belanghebbenden betrokken zijn en wat de uitkomsten hiervan zijn. Participatie is belangrijk in de procedure van een projectbesluit, omdat iedere belangen in beeld komen en het project hierdoor beter aansluit bij maatschappelijke behoeften.

Waterschapsverordening

Voor waterschappen geldt ook de motiveringsplicht. Waterschappen moeten in hun waterschapsverordening kunnen aantonen dat ze aan participatie gedaan hebben, op welke manier ze dat gedaan hebben en wat hiervan de uitkomsten zijn. Daarnaast zijn waterschappen verplicht aan te geven hoe ze invulling geven aan het eigen participatiebeleid. Dit wordt opgenomen in het vaststellingsbesluit.

Meer informatie over participatie per instrument en handvatten voor de uitvoering daarvan vind je op het Informatiepunt Leefomgeving. Daarnaast vind je op deze website de Inspiratiegids Participatie Omgevingswet.

Kijk ook zeker op onze Routekaart van de Omgevingswet en de blog 9 meest gestelde vragen over de Omgevingswet voor meer informatie.

Foto: Pexels

Lees verder...

DOE MET ONS MEE
Sluit je aan voor een duurzaam Brabant!